B. Situation de communication
Exercice 1
Indique si les phrases suivantes appartiennent à l'introduction, à la transition ou à la conclusion de la
situation de communication.
......
1. Kunt u geld wisselen voor een karretje, aub?
introduction
2. Kan ik u helpen?
3. Hebt u nog een vraag?
4. Ik wil een terugbetaling?
5. Wat is u probleem?.
6. Dank u, tot ziens..
7. Wat kan ik voor u doen?
8. Ik zoek de fruit en groenten afdeling.
9. Het artikel dat ik gekocht heb is verouderd.
10. Daarvoor moet u naar het onthaal gaan.